KNV, FNV en CNV: Doorbetaling zorgvervoer blijft nodig

Gemeenten, zorginstellingen, verzekeraars en andere opdrachtgevers moeten uitgevallen ritten in het zorgvervoer ook gedurende juni, juli en augustus door blijven betalen om dreigende faillissementen in het zorgvervoer te voorkomen. Die dringende oproep doen vakbonden FNV en CNV Vakmensen en branchevereniging Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV).

Het vervoer van en naar speciaal (basis)onderwijs startte per 11 mei op. Het vervoer van patiënten naar nierdialyse en oncologische behandelingen bleef na het uitbreken van de coronacrisis op peil. Ook is er zicht op een langzame opschaling van ander zorgvervoer. Toch zal het nog lang duren voordat oude vervoersvolumes weer worden behaald. Eerder onderzoek van onderzoeksbureau Panteia toont aan dat ongeveer 80% van de vervoerskosten doorlopen als de vraag wegvalt. Dat is de komende maanden niet anders. Om faillissementen in het zorgvervoer te voorkomen is het daarom (nog steeds) noodzakelijk dat ook de komende drie maanden de vaste kosten van uitgevallen ritten worden doorbetaald.

Opdrachtgevers veelal welwillend, soms aarzelend of afwijzend
In vervoerscontracten is meestal afgesproken dat wordt betaald voor het daadwerkelijk verrichte vervoer. Dat betekent omgekeerd ‘geen vervoer, geen betaling’. FNV, CNV en KNV zien gelukkig dat de meeste gemeenten en andere opdrachtgevers de afgelopen maanden bereid zijn geweest 80% door te betalen voor de niet gereden ritten. Maar er zijn ook aarzelende of afwijzende opdrachtgevers. Daarnaast menen sommige opdrachtgevers dat de doorbetaling een voorschot is dat later verrekend kan worden met vervoer dat wel is gereden. Daarmee wordt het doel van de regeling echter gemist. Bij een verrekening loopt een ondernemer alsnog de hoognodige inkomsten mis en komt de vervoerder alsnog in financiële problemen. Het vervoer dat in deze periode verricht wordt dient tegen het contractueel overeengekomen tarief, in voorkomend geval vermeerderd met meerkosten[1], betaald te worden. Dit is tevens het dringende advies van het Kabinet en van de VNG.

Modelcontracten
Bij aarzelende opdrachtgevers is de uitwerking van de voorwaarden waaronder betaling plaatsvindt nog onderwerp van gesprek. Hierdoor laat feitelijke betaling op zich wachten. KNV maakte daarom modelcontracten voor de relatie tussen opdrachtgevers en contracthouders. Ook wil KNV in overleg met VNG komen tot een standaard controleprotocol voor de verantwoording van de vervoerders aan de opdrachtgevers die vaste kosten van weggevallen vervoer doorbetalen.

FNV dringt aan op concrete afspraken tussen opdrachtgever en vervoerders. Deze afspraken moeten gaan over de correcte loonbetaling aan werknemers, het in dienst houden van de werknemers gedurende de doorbetaling waar dat mogelijk is en het doorbetalen van uitzendbureaus en payroll bedrijven, wanneer er sprake is van veel ingeleend personeel. Waar de contracthouder werk normaliter in onderaanneming laat plaatsvinden, moet de betreffende contracthouder wat FNV betreft ook doorbetalen aan de bedrijven die in onderaanneming werken. Concrete afspraken zorgen ervoor dat er niet aan de afspraken verdiend kan worden en dat gemeenschapsgeld gebruikt wordt voor continuïteit in vervoer en werkgelegenheid.

Nieuwe noodpakket Rijk biedt onvoldoende soelaas
Met het nieuwe noodpakket van de Rijksoverheid, de NOW 2.0, zijn de problemen in het zorgvervoer niet opgelost. Er wordt weliswaar meer rekening gehouden met vaste lasten in de nieuwe regeling, maar voor branches met hoge vaste lasten schiet de regeling nog steeds tekort. De vervoersbedrijven zijn de afgelopen maanden doorgekomen met de steun van de welwillende opdrachtgevers in het zorgvervoer en met het aanspreken van de eerste NOW-regeling voor hun andere vervoer. Het niet doorbetalen van vaste kosten van uitgevallen vervoer (door sommige opdrachtgevers) maakt de financiële positie van veel zorgvervoerders op dit moment zwak tot zorgwekkend.

In referentie ontbreekt kostenstijging
Van belang is om stil te staan bij de referentieperiode voor doorbetaling van de vaste kosten. Per 1 januari 2020 heeft de Rijksoverheid namelijk de teruggave regeling BPM voor taxi ingetrokken. Dat leidde tot een hoge NEA kostenontwikkelingsindex van 6,7%. Als opdrachtgevers kiezen voor een referteperiode in 2019, mist de ondernemer de indexering van 6,7% en komt de betreffende vervoerder dus meteen al tekort. Het is dus nodig dat rekening wordt gehouden met de NEA-indexering.

Aanvullende contractafspraken
CNV, KNV en FNV zien de vervoersvolumes nog geruime tijd (ver) achterblijven ten opzichte van de situatie van voor de coronacrisis. Dat betekent ook dat de combinatie en bezettingsgraad – waar bij de tariefstelling vanuit gegaan is – niet wordt gehaald. Dat betekent dus dat menig vervoerder het vervoer dat nog over is onder de kostprijs moet uitvoeren. Ook dat is een onhoudbare situatie. Sociale partners roepen opdrachtgevers op om met vervoerders hiervoor aanvullende afspraken te maken.

Voor de langere termijn doen opdrachtgevers er sowieso verstandig aan om met hun vervoerders nadere afspraken te maken hoe er moet worden omgegaan met de verminderde vervoersvolumes na de periode van steunverlening. De rekening van kleinere reizigersaantallen helemaal op het bord van de vervoerders leggen, wat vóór de corona crisis nog wel eens gebeurde, gaat niet goed aflopen. Sociale partners hebben het Aanbestedingsinstituut Mobiliteit (AIM) gevraagd hierover met een advies te komen.

[1] Meerkosten kunnen betrekking hebben op hygiënemaatregelen of op het al dan niet kunnen combineren van meerdere reizigers in één voertuig.